Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4969

Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-10-05
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC200601082
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkneemster vordert betaling van een aanvulling op haar door de kantonrechter in het kader van de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst per 1 november 2005 toegekende beëindigingvergoeding, alsmede toekenning van extra beoordelingsperiodieken over de laatste twee jaar van haar dienstverband. Zij voert daartoe aan dat werkgeefster een onjuist salarisbedrag in het verzoekschrift tot ontbinding heeft genoemd. Verder stelt zij dat zij over het jaar 2003 ten onrechte een minder goede beoordeling heeft gekregen dan in de daaraan voorafgaande jaren en dat ten onrechte over het jaar 2004 een beoordeling is uitgebleven. De kantonrechter wijst de vorderingen af. Het hof oordeelt: De in het kader van de ontbindingsprocedure vastgestelde vergoeding kan niet via deze procedure worden aangevuld. Zo werkneemster al zou menen dat er sprake zou zijn geweest van bedrog zijdens werkgeefster, stond daarvoor de weg van herziening open. Bij de beantwoording van de vraag of aan een werknemer een juiste beoordeling is gegeven door de werkgever geldt als maatstaf dat de werkgever als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW dient te handelen. Daarbij dient onder meer in aanmerking te worden genomen dat het de werkgever vrij staat om aan te geven aan welke criteria er wordt getoetst en dat bij de beoordeling of de werknemer daaraan heeft voldaan de werkgever een redelijke beoordelingsmarge dient te hebben. De mate van de waardering voor het functioneren van een werknemer is onder meer verbonden aan de ervaring van die werknemer, diens specifieke taken in een bepaald jaar en de doelstellingen. De leidinggevende kan binnen de grenzen van artikel 7: 611 BW van de werknemer een bepaalde werkwijze wensen die niet strookt met de visie van de werknemer ten aanzien van zijn taakvervulling. De beoordeling over 2003 oordeelt het hof evenals de kantonrechter in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid tot stand gekomen en niet in strijd met goed werkgeverschap. Ook indien de beoordeling over 2004 ten onrechte achterwege zou zijn gebleven, kon werkneemster in redelijkheid niet verwachten dat er zijdens werkgeefster een zodanige beoordeling zou plaatsvinden dat deze zou leiden tot de door werkneemster gewenste salarisverhoging, gelet op het hoogopgelopen conflict tussen werkneemster en haar direct leidinggevende, dat door werkneemster bewust is opgezocht.


Uitspraak

C0601082/BR ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, sector civiel recht, achtste kamer, van 25 september 2007, gewezen in de zaak van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant bij exploot van dagvaarding van 30 augustus 2006, procureur: mr. J.E. Lenglet, tegen: INTERPOLIS VERZEKERINGEN N.V., gevestigd te [vestigingsplaats], geïntimeerde bij gemeld exploot, procureur: mr. J.F.M. Wasser, op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg gewezen vonnis van 28 juni 2006 tussen appellante – [X.] - als eiseres en geïntimeerde - Interpolis - als gedaagde. 1. Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 382496 CV 06- 261) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van haar vorderingen zoals in eerste aanleg ingesteld, te weten Interpolis te veroordelen om: - te betalen een bedrag groot € 18.117,31 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding, alsmede € 833,- aan buiten-gerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding; - te betalen de wettelijke verhoging ad € 9.058,65; - herstel van pensioenopbouw met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2004; - te voldoen de kosten van het geding in twee instanties. 2.2. Bij memorie van antwoord heeft Interpolis de grieven bestreden. 2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst hiervoor naar de memorie van grieven. 4. De beoordeling 4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. 4.1.1. [X.] is sinds 11 september 1972 in dienst van – de rechtsvoorgangsters van - Interpolis. De arbeidsovereenkomst is per 1 november 2005 op verzoek van Interpolis ontbonden door de kantonrechter te Tilburg onder toekenning aan [X.] van een vergoeding groot € 250.000,--. Laatstelijk was [X.] bij Interpolis werkzaam in de functie van senior beleidsadviseur HRM. Haar salaris bedroeg, op basis van een 40-urige werkweek, laatstelijk € 6.020,61 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en dertiende maand. 4.1.2. Interpolis kent een jaarlijks beoordelings- en salarissysteem, waarbij de volgende beoordelingen worden gehanteerd: niet gerealiseerd grotendeels gerealiseerd gerealiseerd overtroffen sterk overtroffen. Iedere gradatie heeft volgens haar arbeidsvoorwaarden gevolgen voor de toekenning en de hoogte van de jaarlijkse salarisverhoging: “beoordelingsperiodiek”, en voor de hoogte van de eindschaal. 4.1.3. Aan [X.] is in de zeven jaren voorafgaand aan de beoordeling over het jaar 2003 steeds de beoordeling “overtroffen / excellent” toegekend, in 2002 ook door haar toenmalige leidinggevende [A.]. Over het jaar 2003 heeft [A.], haar de beoordeling “gerealiseerd” toegekend. Over het jaar 2004 is geen beoordeling opgemaakt en aan haar is per 1 januari 2005 geen beoordelingsperiodiek toegekend. 4.2. [X.] is het niet eens met de beoordeling over 2003 noch met het uitblijven van een beoordeling over het jaar 2004. Zij vordert onder meer betaling van beoordelingsperiodieken over de jaren 2004 en 2005 en dienovereenkomstige aanpassing van haar pensioenaanspraken. Het hof begrijpt uit de niet erg duidelijke stellingen van [X.] op dit punt, dat zij betaling van de beoordelingsperiodieken over die jaren eist alsof aan haar de beoordelingen “overtroffen” over 2003 en “gerealiseerd” over 2004 zouden zijn toegekend. Voorts stelt zij dat Interpolis in de ontbindingsprocedure de kantonrechter onjuist heeft geïnformeerd over haar jaarsalaris. Daardoor is de kantonrechter in de ontbindingsprocedure ten onrechte uitgegaan van het door Interpolis opgegeven jaarsalaris ad € 79.845,42, dat het jaar-salaris is op basis van een 38-urige werkweek, terwijl zij 40 uur per week werkte. De kantonrechter had in de ontbindingsprocedure ook rekening behoren te houden met de haar toekomende salaris- verhogingen. Daarover heeft hij uitdrukkelijk niet geoordeeld. Zij vordert onder meer alsnog een bedrag gelijk aan het verschil in maandsalaris over 41 maanden, onder toepassing van factor C=1. De kantonrechter heeft alle vorderingen afgewezen. [X.] komt hiervan in hoger beroep. 4.3.1. Grief 1 komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat er na de ontbindingsbeschikking van 20 oktober 2005 geen plaats meer is voor een (nieuwe) beoordeling van een door [X.] ingestelde schadevergoedingsvordering, voorzover deze rust op dezelfde grondslag als in die beschikking van 20 oktober 2005. [X.] voert aan dat zij in de ontbindingsprocedure de gestelde feiten omtrent de hoogte van haar salaris heeft weersproken. In de ontbindingsbeschikking is vermeld dat zij heeft aangevoerd dat er uitgegaan moet worden van een salaris van € 7.162,12 per maand, omdat per 1 januari 2005 over het jaar 2004 een beoordeling had moeten plaatsvinden volgens de salarissystematiek van Interpolis. De kantonrechter heeft vervolgens overwogen dat vaststellingen omtrent beoordelingen en salaris in die ontbindingsprocedure niet gedaan kunnen worden. Daarom heeft de kantonrechter volgens [X.] in het vonnis waarvan beroep ten onrechte aangenomen dat er geen plaats meer is voor een nieuwe beoordeling als voormeld. 4.3.2. De grief faalt. Ook indien de kantonrechter in de ontbindingsprocedure zou zijn uitgegaan van een onjuist door Interpolis opgegeven salarisbedrag, dan wel geen rekening heeft gehouden met eventueel aan [X.] toekomende (hogere) beoordelings- periodieken, heeft de ontbindingsbeschikking, waartegen, behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen, geen hoger beroep open staat, kracht van gewijsde en kan de hoogte van de vergoeding niet worden gewijzigd of aangevuld in een andere procedure. [X.] heeft in de ontbindingsprocedure de gelegenheid gehad de stellingen van Interpolis omtrent de hoogte van het in het verzoekschrift genoemde salaris in haar verweerschrift van commentaar en bewijsstukken te voorzien. Indien zij van die gelegenheid onvoldoende gebruik heeft gemaakt, komt dit voor haar rekening. Voorzover zij van mening zou zijn dat er sprake zou zijn geweest van misleiding van de kantonrechter door Interpolis, stond daarvoor de procedurele weg van herroeping ex artikel 390 jo. 382 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering open. 4.4.1. De grieven 2 tot en met 5 en grief 7 gedeeltelijk, hebben kort gezegd betrekking op het oordeel van de kantonrechter dat de beoordeling over het jaar 2003 deugdelijk was en dat Interpolis in redelijkheid tot die beoordeling kon komen, zodat er geen grond is voor een loonaanpassing over het jaar 2004. [X.] beroept zich erop dat volgens de Interpolis Performance Cyclus, IPC, zij recht heeft op een schriftelijke uitleg en onderbouwing van haar leidinggevende ten aanzien van haar beoordeling. Dat geschiedt op basis van “1) de informatie die jij en je leidinggevende gedurende het jaar hebben uitgewisseld (vooral in coachingsgesprekken); 2) hoe zwaar de afspraken en je algemeen functioneren afzonderlijk meewegen in de beoordeling. Praat hierover met je leidinggevende in de planningsfase aan het begin van het jaar; De uitleg bij je beoordeling legt je leidinggevende schriftelijk vast.” De uitleg die [X.] bij brief van 15 januari 2004 van [A.] heeft gekregen is volgens haar niet conform deze voorschriften en niet deugdelijk. In de brief is de waarde van de verschillende factoren onduidelijk en er valt niet uit op te maken dat er aanleiding was de beoordelingstrend van de afgelopen jaren te wijzigen. Evenmin valt te herleiden of de beoordeling “gerealiseerd” in redelijkheid tot stand is gekomen. De leidinggevende faalde en schoot vooral tekort in zijn beoordelingsbekwaamheid. In dit verband wijst [X.] op de “360 graden feedback”, zijnde de reacties van collega’s en klanten op haar functioneren, waaruit blijkt dat deze haar aanmerkelijk beter beoordelen dan haar manager, en op de in de aan het jaar 2003 voorafgaande zeven jaar van diverse leidinggevenden telkens ontvangen beoordeling “overtroffen/excellent.” Zij was zelf goed in staat om te weten aan welke functie-eisen zij moest voldoen en daaraan heeft zij ook voldaan. Haar is nimmer aangegeven dat zij niet voldeed. Haar leidinggevende heeft verzuimd vooraf concrete beoordelingsafspraken te maken, hoewel [X.] aan het begin van het jaar daartoe zelf voorstellen had gedaan. In strijd met het bepaalde in de arbeidsovereenkomst zijn er geen gesprekken met haar gehouden waarin afspraken werden gemaakt over haar persoonlijke ontwikkeling en inzet. 4.4.2. Het hof oordeelt hierover als volgt. 4.4.2.1. Interpolis heeft uitvoerige en gedetailleerde beoordelingscriteria vastgelegd voor haar personeel, waarbij de hoogte van de toe te kennen jaarlijkse salarisverhogingen afhangt van de verkregen beoordeling omtrent het functioneren. Bij de beantwoording van de vraag of aan een werknemer een juiste beoordeling is gegeven door de werkgever geldt als maatstaf dat de werkgever als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek dient te handelen. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat het de werkgever vrij staat om aan te geven aan welke criteria er wordt getoetst en dat bij de beoordeling of de werknemer daaraan heeft voldaan de werkgever een redelijke beoordelingsmarge dient te hebben. De mate van de waar-dering voor het functioneren van een werknemer is onder meer verbonden aan de ervaring van die werknemer, diens specifieke taken in een bepaald jaar en de doelstellingen. De leidinggevende kan binnen de grenzen van goed werkgeverschap van de werknemer onder meer een bepaalde werk-wijze wensen die niet strookt met de visie van de werknemer ten aanzien van zijn taakvervulling. 4.4.2.2. De stelling van [X.] dat haar vóór de beoordeling over het jaar 2003 nimmer is aange-geven dat zij niet voldeed wordt verworpen. Uit de door [A.] op 6 februari 2003 gegeven beoorde-ling over het jaar 2002 (prod.7 CvR) - die na bezwaar van [X.] is gewijzigd van “gerealiseerd” in “overtroffen”, zoals Interpolis onbetwist heeft gesteld – blijkt dat naast een aantal sterke punten en kwaliteiten van [X.] toen reeds als verbeterpunten werden vermeld het te weinig tijd nemen voor reflectie, de noodzaak om meer af te stemmen en input te vragen bij anderen, het te veel doorvoeren van haar kwaliteit als doordouwer, hetgeen weerstand oproept. De conclusie luidde toen: “Het afgelopen jaar ben je vooral bezig geweest om dingen voor elkaar te krijgen. Je hebt bij uitstek je projectmanagementkwaliteiten kunnen laten zien. Op grond van bovenstaande overwegingen heb ik je de beoordeling “overtroffen” gegeven.” Het hof stelt vast dat in die beoordeling over het jaar 2002 belangrijke punten van verbetering werden aangegeven, waarvan verwacht mocht worden dat [X.] deze in haar functioneren in 2003 ter harte zou nemen. 4.4.2.3. De beoordeling over het jaar 2003 is vastgelegd in de aan [X.] gerichte brief van 15 januari 2004 die door Interpolis in het geding is gebracht. In die beoordeling zijn de sterke kanten van [X.] genoemd, “Ik herken inderdaad je actiegerichtheid en je gedrevenheid om een dossier, een opdracht af te wikkelen. Dat gaat je ook goed af: de werkzaamheden waarin jij de rol van intern adviseur vervult vervul je met verve. Je wordt daarin ook gewaardeerd door je klanten.” Door de leidinggevende worden voorts de als minder sterk beoordeelde zijden genoemd: “Toch staat die actiegerichtheid je soms ook in de weg. Het afstemcircuit gaat je vaak ongemakkelijk af. Ik merk regelmatig dat je een hekel hebt aan het input vragen aan alle betrokkenen. Daardoor verloopt zo’n proces ook minder soepel dan het zou kunnen. Ook in het analytische en conceptuele vlak belemmert je actiegericht je soms. Je mag meer tijd en aandacht geven aan probleemverkenning, aan beeldvorming, aan procesinrichting. Ik zie je regelmatig direct in de actie schieten, terwijl het effectiever zou zijn om eerst mensen te raadplegen, of een planning te maken of de stakeholders te betrekken.” De conclusie luidt onder meer: “Op sommige punten zie ik dat je erg goed bent (ontslagkwesties, mediation), op andere punten kun je nog verbeteren (beleidsontwikkeling). Alles bijeen gaat het denk ik dat je het gewoon goed hebt gedaan. Daarom krijg je de beoordeling “gerealiseerd”. In haar reactie op de beoordeling d.d. 16 januari 2004 schrijft [X.]: “Ik herken, dat mijn resultaatgerichtheid en dynamische werkkracht soms spannen met de mate waarin ik naar jouw idee aandacht moet besteden aan beeldvorming en procesinrichting.(…) Maar ik realiseer me dat mijn visie (…) op grond van onze huidige posities uiteindelijk op de tweede plaats komt. Soit. Wel vind ik onjuist dat jij aan ons verschil in visie conclusies verbindt over mijn functioneren, die niet gefundeerd zijn.” Het hof constateert dat niet gesteld of gebleken is dat [X.] zich heeft toegelegd op het aanpassen van haar werkwijze zoals in de beoordeling over 2002 als alleszins redelijke wens van haar leidinggevende naar voren is gekomen. Ook bij gelijkblijvend functioneren kan dit dan ook tot uiting komen in een lagere waardering van het geheel van haar inzet over 2003. 4.4.2.4. Uit de aan de beoordeling over 2003 voorafgegane correspondentie tussen de directeur Concern HRM, [Z.], en [X.] in de maanden december 2003 en januari 2004, overgelegd bij conclusie van antwoord zijdens Interpolis, en uit de beoordelingsbrief van 15 januari 2004 zelf, blijkt voorts dat er sprake was van een ernstige discussie omtrent de acceptatie door [X.] van [A.] als haar leidinggevende. Uit die correspondentie komt naar voren dat [X.] in feite geen kritiek van zijn zijde op haar manier van functioneren duldde. Het hof is van oordeel, dat ook in een omgeving van zeer zelfstandig opererende professionals, het hoofd van een afdeling sturing mag en dient te geven aan de wijze waarop beslissingen en beleid tot stand komen. Bij verschil van inzicht daarover en het zich niet inspannen door [X.] om de door de leidinggevende geuite wensen omtrent de te volgen werkwijze na te leven, ligt het in de lijn der verwachting, dat dit tot uitdrukking komt in de waardering van de werkzaamheden van de werknemer. Voorts heeft [X.] niet tijdig gebruik gemaakt van de mogelijkheid die bij Interpolis bestaat om tegen de beoordeling in beroep te komen. Het vorenstaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat Interpolis over het jaar 2003 in redelijkheid tot een lagere beoordeling dan over 2002 kon komen. Het hof oordeelt dit niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid of in strijd met goed werkgeverschap. De grieven die op de beoordeling over 2003 betrekking hebben falen derhalve. 4.5.1. De grieven 6 en 7 (gedeeltelijk) betreffen de overweging van de kantonrechter dat niet aan Interpolis kan worden verweten dat zij [X.] door de onthouding van een formele beoordeling over het jaar 2004 een periodieke salarisverhoging heeft onthouden die in relevante mate afhankelijk was van haar te beoordelen gedrag en functioneren. Ten onrechte, zo stelt [X.], heeft de kantonrechter aangenomen dat Interpolis zich als goed werkgeefster heeft gedragen. Volgens [X.] was een ernstig verstoorde arbeidsverhouding geen reden om de arbeidsovereenkomst op het punt van het beoordelings- en salarissysteem niet na te leven. Die verstoorde arbeidsverhouding betekende niet dat zij over het geheel slecht zou functioneren. [X.] stelt dat zij haar normale werkzaamheden niet heeft laten beïnvloeden door het conflict met haar leidinggevende. 4.5.2. Het hof oordeelt als volgt. Het jaar 2004 wordt blijkens de overgelegde gespreksnotities (prod. 4 a en 4b CvA) en de in het geding gebrachte correspondentie, gekenmerkt door het conflict tussen [X.] en haar leidinggevende [A.]: In zijn brief van 12 juli 2004 geeft [A.] aan de samen-werking met [X.] te willen beëindigen. Hij concludeert dat [X.] ondanks alle inspanningen in de afgelopen tijd hem feitelijk niet accepteert als leidinggevende en dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het werk op de afdeling. [X.] reageert hierop met de mededeling dat zij diens beslissing onrechtmatig acht. In haar brief van 27 juli 2004 herinnert zij [A.] eraan dat haar een bijzondere status toekomt gelet op haar bijzondere ervaring en dat zij onvoldoende de ruimte heeft gekregen om haar talenten te gebruiken. Zij stelt voor om de situatie voor te leggen aan de directie, omdat zij niet in staat zijn geweest een formule te bedenken waarmee de samenwerking structureel soepel kan verlopen. [X.] stelt bij brief van op 28 oktober 2004 voor, dat haar overleg met [A.] zal worden bijgewoond door een neutrale toehoorder. Bij brief van 22 november 2004 blijft [A.] bij zijn voorstel om voor [X.] op zoek te gaan naar een passende alternatieve functie voor [X.] binnen Interpolis. [X.] reageert hierop met felle kritiek op [A.] in een brief aan diens leidinggevende. Zij weigert naar een andere afdeling te gaan. Dit alles in aanmerking genomen, is het hof van oordeel dat weliswaar ten onrechte een beoordeling door Interpolis achterwege is gelaten, doch tevens dat, ook indien het functioneren van [X.] door Interpolis wel zou zijn beoordeeld over het jaar 2004, Interpolis zich redelijkerwijs op het standpunt kon stellen dat dit niet geleid zou hebben tot een beoordeling die een extra beoordelingsperiodiek zou opleveren. Haar goede prestaties op bepaalde gebieden wegen niet op tegen haar opstelling in dit conflict, waarbij de confrontatie met [A.] door [X.] bewust is opgezocht omdat zij diens positie als leidinggevende, waartoe nu eenmaal binnen de organisatie van Interpolis in 2002 was besloten, niet ten volle wenste te aanvaarden. Daarbij staat het naar het oordeel van het hof voldoende vast dat de relatie tot een leidinggevende onderdeel van de beoordeling kan uitmaken, bijvoorbeeld waar het gaat om het Organisatiebewustzijn van de interne adviseur (prod. 9a repliek). Uit het bovenstaande volgt, dat ook de grieven 6 en 7 falen. 4.6. Het hoger beroep wordt verworpen en het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. [X.] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep gevallen aan de zijde van Interpolis. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt [X.] in de proceskosten van het geding in hoger beroep gevallen aan de zijde van Interpolis, welke kosten tot op heden worden vastgesteld op € 248,- terzake verschotten en op € 1.158,- terzake salaris procureur. Dit arrest is gewezen door mrs. Aarts, Spoor en Walsteijn en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 25 september 2007.